Zeker omdat het kabinet in ‘School en Omgeving’ aandringt op samenwerking tussen scholen en maatschappelijke sectoren. Het kabinet ziet hierin een manier om de kansenongelijkheid in Nederland te verkleinen. Samenwerking met de sport-, cultuur-, natuursector en het jeugdwerk, verbetert de kansen van kinderen en jongeren in de maatschappij, ongeacht hun thuissituatie of omstandigheden, is de gedachte in Den Haag.
NOC*NSF staat voor kansengelijkheid door sport en is dan ook positief over deze aanpak. De aanwezige sportinfrastructuur en het unieke Nederlandse verenigingsleven bieden in dat kader grote kansen. Zowel wat betreft concrete voorzieningen als menskracht.
Maatschappelijk rendement verhogen
Landelijk zijn zo’n 26.000 laagdrempelige en snel bereikbare accommodaties en honderden buitenspeellocaties beschikbaar. Daarnaast telt de sport ruim 200.000 vrijwilligers en 50.000 betaalde instructeurs, begeleiders en trainers. Zij maken al deel uit van een bestaande structuur en een in de lokale samenleving gewortelde community.
De sportverenigingsstructuur is bovendien vanuit de oorsprong zeer kostenefficiënt. Het zou een gemiste kans zijn om deze bestaande sportstructuur niet optimaal te benutten in het programma School en Omgeving.
Veel bestaande sportaccommodaties – die al een compleet voorzieningenpakket bieden voor groepsactiviteiten - worden onder en vlak na schooltijd minimaal benut. Zonder hoge kosten zijn deze lokale accommodaties, aanvullend aan het onderwijsprogramma, vaker en voor veel meer jeugd beschikbaar te maken, waardoor het maatschappelijk rendement sterk toeneemt.
Proeftuinen voor combibanen
Dat geldt ook voor de ongeveer 200.000 vrijwilligers en 50.000 betaalde krachten die actief zijn als instructeur, begeleider en trainer in de sector, zowel binnen verenigingen als bij sportondernemers. Met beperkte aanvullende scholing zouden zij zich, net als de bestaande buurtsportcoaches in een combibaan kunnen inzetten voor het onderwijs én de sport.
NOC*NSF is ervan overtuigd dat er bij verenigingen en sportondernemers veel animo bestaat voor deze vorm en roept het kabinet dan ook op om hiervoor een aantal proeftuinen in te richten. Het effect is positief in twee opzichten: ook het pedagogisch klimaat en de begeleiding van (jeugd)leden van verenigingen verbeteren door deze (verdere) professionalisering en inzet van de begeleiders.
Derde opvoedingsmilieu
De sport(vereniging) is het derde opvoedingsmilieu naast het gezin en de school. Leren omgaan met verlies, het respecteren van de grenzen van de ander, functioneren in een team, maar natuurlijk ook lichamelijk actief bezig zijn. Leerlingen die het leren afwisselen met sportieve activiteiten, ontwikkelen betere cognitieve vaardigheden. Sport heeft daarnaast een bewezen positief effect op het zelfvertrouwen, de zelfwaardering en de positieve gezondheid van jongeren.
Een ander belangrijk aspect is de impact van het opbouwen van sport-routine op jonge leeftijd; uit de sportdeelname-onderzoeken van NOC*NSF blijkt dat jongeren die tussen de 13 en 18 wekelijks sporten, ook blíjven sporten in hun verdere leven. Omgekeerd is dat ook zo: 18-jarigen zonder sportroutine, worden in overgrote meerderheid niet-sportende volwassenen.
Klik hier voor het position paper van NOC*NSF over ‘School en Omgeving’.
Dit artikel is eerder verschenen op Werken in de Sport.
Foto: Shutterstock